02/2009 De Generiek

Tijdschrift: De Generiek (02/2009)

Rond de tafel met radioloog-kunstenaar Christian Lauer

"Vroeger moest ik een foto interpreteren, nu is het aan de toeschouwer."

Wat hebben kunst en radiologie met elkaar te maken? De Generiek vond het antwoord bij Christian Lauer, die jarenlang hoofd radiologie was in het O.L.V. Van Lourdes Ziekenhuis Waregem, en zopas - na zijn pensioen - een nieuw leven als kunstenaar startte. Zijn project heet X-Art, artwork in radiology, met de menselijke anatomie als inspiratiebron.

DG: ‘Lauer' klinkt niet bepaald West-Vlaams?
CL (lacht): Klopt. Ich bin ein Berliner. Meer nog, ik was daar toen J.F. Kennedy deze gevleugelde woorden uitsprak tijdens zijn toespraak in '63 in het toenmalige West-Berlijn.
DG: Vanwaar uw medische interesse?
CL: Mijn vader was internist. In een tijd waar men nog zonder technologie werkte, stel je voor. In elk geval heb ik mijn interesse voor de mens en de geneeskunde geërfd. Ik was voorbestemd om net als hij arts te worden, zeg maar. Mijn studies heb ik deels in Zwitserland-Fribourg- en deels in Duitsland-Keulen en Bonn- gedaan. Het was ook in Bonn waar ik mijn specialisatie radiologie heb gevolgd.
DG: Waarom radiologie?
CL: Ik was al van kinds af aan gefascineerd door beelden, en voor mij was de keuze simpel:ik zou ofwel radioloof of fotograaf worden. Het is dus optie één geworden, mede door de medische achtergrond van mijn familie. Ik heb alleszins nooit spijt gehad van mijn keuze. Het menselijk lichaam analyseren op basis van RX-foto's, CT-beelden en echografie, blijft iets unieks.
DG: Waar ging u voor het eerst aan het werk?
CL: Ik ben in Bonn als assistent gestart en heb aansluitend als ‘Oberartzt' in het Knappschaftskrankenhaus in Recklinghausen gewerkt. Tot de liefde toesloeg.
DG: Met een Belgische emigratie als gevolg?
CL: (lacht): Inderdaad. Pour l' amour ben ik naar Waregem verhuisd. In '77 ben ik er in het O.L.V. Van Lourdes Ziekenhuis als diensthoofd radiologie gestart. Niet alleen de verandering van land en cultuur was een hele uitdaging, maar ook de job zelf. Op dat moment bestond er nog geen dienst radiologie, die hebben we echt van scratch opgestart.
DG: Hoe heeft u dat concreet gedaan?
CL: Ik had carte blanche van de directie om alle toestellen aan te kopen en mensen aan te werven, die nodig waren om de dienst rendabel te maken. Om ervaring op te doen en om de taal te leren, heb ik zelf eerst enkele maanden stage gelopen in het ziekenhuis in Roeselare.
DG: Heeft u in de loop der jaren een evolutie meegemaakt in de radiologie?
CL: Zeker en vast. Ik heb altijd geprobeerd om de meest geavanceerde toestellen in het ziekenhuis te hebben, uiteraard rekening houdend met het beschikbare budget en in verhouding met de grootte van het ziekenhuis.
DG: U bent vorig jaar gestopt met uw medische activiteiten. Was dat met spijt in het hart?
CL: Om eerlijk te zijn: ‘op rust gesteld worden' is niet aan mijn besteed. Ik ben niet het type om stil te zitten en daarom heb ik het einde van mijn medische carrière meteen als een nieuwe start gezien. Eindelijk had ik de tijd om met mijn kunstwerken bezig te zijn, eureka. Weet je, ik heb mijn job altijd met veel liefde uitgeoefend, maar na 40 jaar geneeskunde was ik toe aan iets nieuws.
DG: Wat ons meteen bij uw andere passie brengt: X-Art. Hoe bent u op het idee gekomen om van radiologie kunst te maken?
CL: Dat is geleidelijk aan gegroeid. Onze dienst deed gemiddeld vijftig CT-onderzoeken per dag, van telkens twee- à drieduizend beelden per keer. Daarvan werd slechts een fractie gebruikt, en dat heb ik altijd zonde gevonden. Heeft die patiënt pancreatitis, ja of neen, en dan was de kous af. Al die beschikbare digitale informatie werd opgeslagen en meestal nooit meer bekeken. Zo ben ik er over beginnen nadenken om die radiologische beelden artistiek te bewerken, met X-Art als resultaat.
DG: Hoe gaat u precies te werk bij het creëren van uw kunstwerken?
CL: ik zoek eerst een beeld dat me inspireert, en begin het dan op de computer te bewerken met nieuwe kleur- en structuurpatronen tot het plaatje esthetisch klopt. Toevallig ben ik in contact gekomen met André van Wassenhove, een kunstprinter die voor grote musea zoals het Tate Gallery in Londen werkt, en die heeft me geholpen om mijn beelden tastbaar te maken; door een bepaalde procedure geeft hij aan de foto's een zandstructuur waardoor er ‘leven' in het werk komt. Vervolgens wordt elke beeld op een ultradunne aluminiumplaat bevestigd, waardoor het makkelijk opgehangen kan worden. Weet je, vroeger als radioloog was het mijn taak om een CT-foto te analyseren en te interpreteren, terwijl ik nu omgekeerd tewerk ga. Nu is het aan de toeschouwer om mijn werken te bekijken en proberen te doorgronden. En geloof me, dat levert vaak boeiende analyses op. (lacht veelbetekenend)
DG: Hoe lang werkt u gemiddeld aan een kunstwerk.
CL: Het hangt ervan af. Soms zie ik onmiddellijk wat ik met een beeld wil doen, soms vraagt dat meer tijd. Laat ons zeggen dat ik gemiddeld twee à drie dagen aan een werk besteed. Meestal 's nachts tot een uur of drie, vier. Dan is er geen fax, geen telefoon, geen mail, en kan ik ongestoord experimenteren. Een werk moet me a priori een goed gevoel geven, dan pas is het voor mij geslaagd.
DG: Is de artistieke wereld klaar voor digitale kunst?
CL: Momenteel wordt er nog een beetje neerbuigend gedaan over digitale kunst, maar ik denk dat die evolutie onomkeerbaar is. Het penseel van Van Gogh wordt vroeg of laat vervangen door de computermuis, dat staat vast. Je kan het vergelijken met de digitale fotografie, die was ook niet tegen te houden.
DG: U heeft ondertussen uw eerste expositie achter de rug. Hoe is die verlopen?
CL: Geweldig was dat. Ik heb in het najaar voor het eerst tentoongesteld in het cultuurcentrum ‘de schakel', hier in Waregem, en heb daar toch veel enthousiaste reacties op gekregen. Het is natuurlijk wel mijn thuisbasis, maar blijkbaar is ook elders de interesse gewekt, want ik kreeg kort nadien een aanvraag om in de Duitse ambassade in Brussel te exposeren. Die zijn incognito komen kijken, en waren blijkbaar onder de indruk van mijn werken. Als blijk van erkenning kan dat tellen voor een beginnend kunstenaar, denk ik.
DG: Uw werken hebben allemaal inspirerende namen: ‘all that you need', ‘Looking inside', ‘The black hole'...Is het de bedoeling dat ze het kunstwerk verduidelijken?
CL: Ja, ze helpen om mijn werken beter te kunnen interpreteren. Maar soms wordt de kijker op het verkeerde been gezet, en ook dat is zeer boeiend. Ongelofelijk wat ik al gehoord heb over mijn werken. De ene is er rotsvast van overtuigd dat het een foto is van een ruggengraat, terwijl het eigenlijk een kleine teen is. De andere ziet een hart, maar eigenlijk zijn het de hersenen. En zo kan ik wel nog even doorgaan. Eigenlijk is niet dat wat ik maak kunst, maar wel wat de mensen die ernaar kijken van maken. Ik ben de laatste om bij mijn werken een handleiding te leveren. Zelfs als ze het omgekeerd hangen dan het oorspronkelijk bedoeld is, is dat voor mij prima. Horizontaal, verticaal, van mij krijgt de toeschouwer de vrijheid om aan het werk zijn of haar persoonlijke interpretatie te geven.
DG: Wat zou u willen bereiken met uw kunstwerken?
CL: Oh, ermee rijk worden is niet bepaald een drijfveer. Wel zou ik graag af en toe kunnen exposeren. Het blijft boeiend om te zien hoe je werken door het publiek onthaald worden. Mensen weten dat er ‘iets' van het menselijk lichaam in zit verwerkt, en gaan er blijkbaar graag naar op zoek, een beetje zoals een radioloog dat doet. Die extra dimensie zorgt voor een interactie met de toeschouwer en daar hou ik wel van. In mijn ideale scenario zie ik mijn werken in ziekenhuizen en wachtkamers van artsen hangen, net omdat ze een link leggen tussen kunst en geneeskunde, maar zoals gezegd: een mens mag dromen, nietwaar?
DG: Wilt u daarmee inspelen op de trend dat ziekenhuizen en wachtkamers steeds vaker een persoonlijke uitstraling hebben?
CL: Effectief. De tijd dat ziekenhuizen en wachtkamers er wit, steriel en onpersoonlijk uitzagen is allang voorbij. Meer nog, ziekenhuizen lijken hoe langer hoe meer op echte hotels. Steeds vaker worden ze niet alleen beoordeeld op hun medische pretstaties, maar ook op hun extra services. In die nieuwe structuur zie ik mijn werken wel passen, ja, ter vervanging van de reproducties van Kandinsky bijvoorbeeld. (lacht)
DG: Staan er nog andere exposities op het programma?
CL: Dit voorjaar is er nog eentje gepland in de cultuurschuur in Wetteren, en later op dit jaar op een medisch congres in Wenen en in Nederland.
DG: Waar zou u zelf nog eens graag exposeren?
CL: Een droom zou het jaarlijkse internationale congres voor radiologen in Chicago zijn, het grootse medisch congres ter wereld met meer dan 80.000 deelnemers. Ik ben er regelmatig naartoe geweest als radioloog, maar mocht ik er ooit terug aanwezig kunnen zijn als kunstenaar, dan zou het een grote eer zijn. Feit is dat een samenwerking met een galerie niet zo evident is. Ten eerste moet je iemand vinden die met een ‘jonge oude kunstenaar' in zee wil gaan, en ten tweede moet je bereid zijn om een groot percentage van de galeriehouder af te staan, waardoor je eigenlijk je prijs moet opdrijven om uit de kosten te geraken. Kortom: een moeilijke materie...
DG: Werkt u meer als vroeger als radioloog?
CL (lacht): Allicht wel, ik ga bijvoorbeeld zeer geregeld naar tentoonstellingen om te kijken wie er exposeert, en op welke manier. Alleen zie ik dit niet als ‘werk', en dat is een wezenlijk verschil. Ik ben bezig met iets dat ik graag doe, dan speelt tijd geen rol.
DG: hebt u nog tijd voor hobby's?
CL: Ik fotografeer heel graag, ik hou van reisfotografie en portretfotografie. Maar in feite heb ik altijd een fototoestel op zak en ben gefascineerd door de ‘species mens'. Af en toe maak ik tijd voor een partijtje golf en speel een beetje saxofoon.
DG: Is X-Art uniek in zijn genre?
CL: Ik denk het wel, ja. Voorlopig levert Google geen resultaat op als ik ‘radiology' en ‘art' intik. Maar wie weet is er wel iemand in China, die precies hetzelfde doet. Maar zelfs dan zou ik even gedreven verder doen dan dat nu het geval is.
DG: Tot slot: hoe wilt u later het liefst herinnerd worden: als radioloog of als kunstenaar?
CL (denkt na): Als kunstenaar. Stel dat iemand me later herinnert als ‘die man met die rare radiologische constructies', dan zou ik daar bijzonder blij mee zijn.
DG: Hartelijk dank voor het gesprek.